Benin

zaterdag, april 01, 2006

De kust

Ouidah ligt vijf kilometer boven de kust. Ook dat laatste stukje moesten de slaven lopen, na een voettocht van al honderden kilometers. Dat is nog vrij recent hoor, honderdvijftig jaar geleden was het een normaal verschijnsel. In een museumpje waar het allemaal wordt verklaard, deelt de gids ons mee dat de koningen van Dahomey niet met de slavenhandel begonnen zijn. Hooguit hebben ze ervan geprofiteerd.

De koningen van Dahomey, zoals Benin vroeger heette, hebben de slavenhandel zo'n beetje uitgevonden. Meer dan een beetje flauw om hier moreel superieur over te doen. Portugezen, Fransen, Engelsen en Hollanders hebben wel het volume van die handel flink omhooggebracht.

Niettemin gaan we door het stof, Peter en ik. Letterlijk en figuurlijk en op het heetst van de dag. We bereiken le point de non retour.

Tijdens de eerste transporten begonnen de aan elkaar geketende slaven bij het zien van de zeeschepen te schreeuwen en te bidden. Dat gaf natuurlijk veel ongewenst rumoer en de plaatselijke vorst verzon een list. De slaven moesten bij aankomst van de kust plechtig een aantal malen om de 'Boom der Vergetelheid' lopen. Deze ceremonie kwam hun zieleheil ten goede, zo werd hun verzekerd.

Eenmaal bij de kust blijkt dat ook alle scholen uit het dorp een excursie per busjes hierheen hebben georganiseerd. De kinderen hebben hun mooiste kleren aan. Een meisje vraagt me wat. 'Ze wil je aanraken', vertaalt de onderwijzer. Vervolgens storten tientallen kinderen zich op ons.

En dan is er altijd weer koud bier.