Benin

woensdag, april 12, 2006

Einde blog

We zijn weer thuis, zoals ik al schreef. Het vervolg lees je op http://www.jandezeeuw.nl

maandag, april 10, 2006

We zijn weer thuis

Die reis terug duurde hooguit wat lang, meer niet. Het is heerlijk om in Lybië over te mogen stappen, want dan weet je dat je daar gelukkig niet hoeft te wonen. Die Khadaffi mag dan op een afstand leuk overkomen, het is nog leuker als hij niet je baas is. Enge dictatuur, land zonder humor & bier, negers eruitgooien als het economische even tegenzit. Het lijkt Veenendaal wel.

De vlucht Tripoli-Brussel zat vrijwel vol. Vanwege mijn stoelnummer zat ik midden tussen twee dikzakken, van wie de een de hele tijd schilfertjes van z'n arm zat te krabben. Voor mij was een hele rij leeg, zag ik vlak voor de start. Ik glipte langs de dikzak aan de gangzijde en nam het risico van een late, mijn stoel claimende passagier. Die kwam gelukkig niet.

Vanaf Brussel reisde ik per trein. Niets is leuker dan reizen per trein.

Daarnet stond ik onder de douche. Voor het eerst sinds weken hoopte ik op warm water uit de douchekop. Terwijl ik de afgelopen tijd op zulke momenten dacht: 'Laat er water zijn. En laat het koud zijn.'

zondag, april 09, 2006

Reve

Als je een een site met reactiemogelijkheid hebt, moet je eigenlijk eerst de reacties lezen alvorens te gaan schrijven. Zo las ik net dat Gerard Reve dood is. Ik ben geschokt, hoewel ik wist dat-ie het zwaar had. Mijn Leermeester in de Literatuur. 'Nu ik deze lederstoel in Leiden bekleed...' Ik ben echt zijn leerling geweest, besef ik.

Toen zijn broer Karel stierf, verbleef ik New Orleans. Toeval bestaat niet, hoor je wel eens zeggen. Toen Hermans overleed, was ik in Tasjkent. Maar thuisblijven heeft geen zin.

Laatste dag

Ik zit op het terras van onze stamkroeg aan de Avenue Steinmetz en bestel het koudste bier dat ze hebben. Desnoods brengt-ie Heineken. Het wordt Flag en niet eens zo koud. Vlak voor mij nadert een zakelijk conflict zijn hoogtepunt. Een staande man praat geagiteerd tegen een zittende man. De staande man wil een schriftelijk bewijs van een eerder afgeronde transactie, omdat een derde partij dat weer van hem verlangt. Hij herhaalt keer op keer zijn verzoek met omhaal van woorden en op steeds luider toon. De zittende man fluistert bijna en glimlacht erbij. Het is zondagmiddag.

Net als de discussie is afgelopen en ik in alle rust van mijn biertje denk te genieten, staat de zittende man op en komt op me af. Wat nu weer? 'Dzjaan, hoe gaat het? Ken je me nog?' Mijn hemel, heb ik hier nu ook al vrienden gemaakt? Ik ken hem niet meer, maar er staat me wel vaag iets bij van een eerdere ontmoeting. Hij is weer gaan zitten, nu tegenover me. Hoe of het met me gaat. Wat ik allemaal gezien heb. Waar mijn vriend is. Of ik Holland wil beschrijven. Ooh, wat een heerlijk land, Holland. Daar heeft hij altijd al naar toe gewild. Maar ja...

De kans dat dit nog een boeiend gesprek gaat worden, is dermate klein dat ik afreken en afscheid neem. Een echt koud biertje zonder elk moment gestoord te kunnen worden, daar gaat het nu even om. Ik vertrouw op de airco van de Libanees. En terecht.

In Possotomè had ik voor het eerst deze reis een kamer met airco. Wat wen je toch snel aan luxe! Het lijkt een week geleden, maar het is nog maar eergisteren dat ik in dat dorp aan de vrouw die een strandetablissement beheerde, vroeg of haar onderneming tevens een restaurant was. Ze glimlachte verlegen en zei: 'Ja, maar alleen voor zwarten.' 'Is het dan verboden voor blanken?', vroeg ik. Nou, dat niet zozeer, maar ja, hoe moest ze dat nou uitleggen, het voedsel... Ik had een kwartier eerder nog een hele mand met spartelende vissen langs zien komen, een voorraad die ook zonder koelkast nog wel even goed zou blijven. Die avond at ik er dus. Ik kreeg vis met rijst en op mijn verzoek extra pepertjes. De jongen die mij vergezelde, merkte later op dat ik wel erg weinig vis had gegeten. Dat klopte, want die was namelijk niet schoongemaakt. Er vlogen aan alle kanten orgaantjes en andere ondefinieerbaarheden uit het beest, waarvan het vlees op zich goed smaakte.

Dit log had eigenlijk een soort dagboek moeten worden, maar ja, elke keer als het echt interessant werd, was in geen velden of wegen een internetcafé te bekennen. Ik heb het evengoed met plezier opgeschreven en 't was erg leuk jullie commentaar te lezen. Morgen een afsluitend verhaal over een terugreis.

zaterdag, april 08, 2006

Ontmoetingen

Voor de goede orde: na Ouidah ben ik naar Grand-Popo gegaan, vandaar naar Possotomè aan Lac Ahémè en nu zit ik weer in Cotononou. Zelfde hotel, zelfde kamer, inderdaad. Ik vrees dat het er bijna opzit.

Grand-Popo is een kustplaats tegen de grens met Togo. Het dorpje Hévé ligt er niet ver vandaan. Het dorp ontleent zijn naam aan een boom en daarvan is weer de naam Ewe afgeleid, de taal die ze in dit gedeelte van Benin spreken. Je kunt er alleen per piroque komen en het is een en al Voodoo, dus dat leek me wel wat. Ik werd geïntroduceerd bij de fetischeur zelf, een eerbiedwaardige oude man die een ontspannen indruk maakte. Ongeschoeid betrad ik zijn woning, waarna niet alleen ik maar ook hij wachtte op wat komen ging. Ik stelde hem wat vragen omtrent zijn beroep en gezin en maakte zo nu en dan een luchtige opmerking. De sfeer bleef niettemin te ernstig voor de oude. Hij schoot in de lach. "U bent een frivool mens, dat zie ik zo. Natuurlijk spreek ik de burgemeester regelmatig, dat is immers mijn neef? Laten we nu maar eens wat drinken." Een flink glas palmwijndestilaat was het gevolg, zo tegen het middaguur. En een uitermate goede stemming bij het afscheid.

Later in Possotomè deed een diplomatiek gezelschap mijn hotel aan, getuige de CD-kentekenplaten. Er werd gegeten en gedronken aan de oever van het meer. Een goede keus, dacht ik een tafeltje verder, opkijkend vanuit mijn boek. Op mijn weg naar de bar werd ik aangesproken door een oudere blanke man met een plezierig hoofd. Doorleefd, mild en geestig. Na het waarvandaan en hoezo raakten we dermate aan de praat dat ik er een stoel bijschoof. De man heette John en was "press officer" van de Amerikaanse ambassade in Benin. Hij sprak Nederlands als gevolg van een tweejarig verblijf in Den Haag. Hij had op 29 maart in Dassa met een brilletje klaargestaan voor zijn eerste totale eclips. EN HIJ HAD HEM NIET GEZIEN! De enige wolk ("hoe zeg je "cloud" ook al weer?") aan de hemel had zich tussen maan en zon geschoven, daar in Dassa. Dertig kilometer van Savalou, de plek waar wij het Wonder wel hebben gezien.

Verder is er de fotograaf en meer nog schilder Almer met wie ik een dag ben opgetrokken. Eindelijk iemand die gewone grapjes maakt, om gewone grapjes lacht en niet overal geld voor wil hebben. Hij heeft me onder meer apen laten zien. Woont en werkt aan het meer. Weet zelfs in Benin als kunstenaar het hoofd boven water te houden.

"Morgen hopelijk meer", schreef ik eergisteren. De internetmeneer bleek gisteren evenwel met sleutel en al te zijn vertrokken. Maar hier in Cotonou kun je overal internetten. Dus morgen meer.

donderdag, april 06, 2006

Dieren

Sinds Peter weg is, lijkt zijn ingestraalde fetish mij niet meer te beschermen. Het reizen gaat net iets minder soepel en ik ben inmiddels door een hond gebeten. Maar, paradijsvogel als ik ben, ik zit inmiddels in het dorpje Possotome aan Lac Aheme. Een klassiek paradijselijk oord waar ik vreemd genoeg de enige bezoekende mens ben.

Ze kunnen mij in Korea niet genoeg honden eten. Zelf heb ik inmiddels rat op mijn bord gehad, want aan die H5N1-beesten begin ik hier niet. Het was een 'rat géant' die goed smaakte, al was het even slikken. Ontdaan van ingewanden en huid lag hij toch nog heel erg rat te wezen, met staart en kop, oortjes incluis.

De slang om mijn nek in Ouidah staat me nog helder voor de geest. Een lieve, niet-wurgende python, hoezel hij dat wurgen best had gekund, zo te voelen. Maar dat was onderdeel van de show. Die hond welbeschouwd ook, zo heb je nog eens wat aan je rabies-prikken.

Morgen hopelijk meer, ik ben al blij eindelijk weer iets te kunnen posten.

zondag, april 02, 2006

Recapitulatie

Laten we even teruggaan naar Savalou, stel ik voor. Dat is een dorp 240 km ten noorden van Cotonou, waar de maan werkelijk precies midden voor de zon zou gaan hangen, vorige week woensdag. We arriveerden er de dinsdag ervoor. Toen we op de plaatselijke auberge afliepen, realiseerden we ons dat het nog even spannend zou worden. De herberg zat inderdaad vol, grotendeels als gevolg van een daar zojuist neergestreken Frans gezelschap van wetenschappers. De laatste kans op reguliere accommodatie was een hotelletje een stuk verderop. Daar was wel plaats.

De andere ochtend durfde ik niet uit het raam te kijken. Eenmaal buiten bleek het vrijwel helder. Bij een uitspanning richtten we ons observatorium in. De boodschap dat een blanke ergens eclipsbrilletjes aan het uitdelen was, had zich snel verspreid. Het werd steeds drukker. Er was al een flinke hap uit de zon, maar we wisten dat het nog mooier zou worden.

Op het moment supreme brak een oorverdovend gejoel los dat maar langzaam wegstierf. We genoten van een minutenlange voorstelling. Helemaal donker werd het niet, de corona was deze keer spectaculair helder. Alleen de krachtigste sterren lieten zich zien.

Ineens was de betovering voorbij. We dronken erop. Ieder ging zijns weegs, ook wij vertrokken na een tijdje.

Later die dag werd ik aangesproken door een jongen die ons achterna was komen rennen. Bij de kapper zat een heel gezelschap zich het hoofd te breken over het verschijnsel, vertelde hij. Of we een kleine toelichting wilden geven? Beurtelings beantwoordden Peter en ik de vragen die bija letterlijk op ons werden afgevuurd. Het werd een geanimeerde les. De kapper zelf was opgehouden met knippen. Druk gebarend met zijn schaar vroeg hij waarom uitgerekend in Afrika de zon verduisterd werd. Het antwoord dat elk continent van tijd tot tijd de klos is, stelde hem enigszins gerust.

Na drie kwartier namen we hartelijk afscheid van onze leerlingen. Een leuker vervolg op het Wonder hadden we niet kunnen verzinnen.

zaterdag, april 01, 2006

De kust

Ouidah ligt vijf kilometer boven de kust. Ook dat laatste stukje moesten de slaven lopen, na een voettocht van al honderden kilometers. Dat is nog vrij recent hoor, honderdvijftig jaar geleden was het een normaal verschijnsel. In een museumpje waar het allemaal wordt verklaard, deelt de gids ons mee dat de koningen van Dahomey niet met de slavenhandel begonnen zijn. Hooguit hebben ze ervan geprofiteerd.

De koningen van Dahomey, zoals Benin vroeger heette, hebben de slavenhandel zo'n beetje uitgevonden. Meer dan een beetje flauw om hier moreel superieur over te doen. Portugezen, Fransen, Engelsen en Hollanders hebben wel het volume van die handel flink omhooggebracht.

Niettemin gaan we door het stof, Peter en ik. Letterlijk en figuurlijk en op het heetst van de dag. We bereiken le point de non retour.

Tijdens de eerste transporten begonnen de aan elkaar geketende slaven bij het zien van de zeeschepen te schreeuwen en te bidden. Dat gaf natuurlijk veel ongewenst rumoer en de plaatselijke vorst verzon een list. De slaven moesten bij aankomst van de kust plechtig een aantal malen om de 'Boom der Vergetelheid' lopen. Deze ceremonie kwam hun zieleheil ten goede, zo werd hun verzekerd.

Eenmaal bij de kust blijkt dat ook alle scholen uit het dorp een excursie per busjes hierheen hebben georganiseerd. De kinderen hebben hun mooiste kleren aan. Een meisje vraagt me wat. 'Ze wil je aanraken', vertaalt de onderwijzer. Vervolgens storten tientallen kinderen zich op ons.

En dan is er altijd weer koud bier.